Rijksarchief in België

Ons collectief geheugen !

FR | NL | DE | EN
Menu

Vrouwenweek in het Rijksarchief (4): Anna van Huerne, leven als een voetnoot in een relaas van rebellie, hoogverraad en politieke intriges

Texte petit  Texte normal  Texte grand
07/03/2019 - Evenementen - Divers - Rijksarchief te Gent

Sint-Veerleplaats, centrum Gent, 4 augustus 1584. Ondanks de loodgrijze hemel was een gigantische mensenmassa op de been, die het moment niet wou missen waarop notoir calvinist en politicus Jan van Hembyze het schavot naast de pilaren van het Gravensteen zou beklimmen. Een opvallende afwezige in de verslaggeving rond die fatale vierde augustus, is Hembyzes jonge vrouw Anna. Hoewel ze nauwelijks een voetnoot in de marge van de Grote Geschiedenis krijgt, maakte ze alles van op de eerste rij mee.

Het stadsbestuur, waar hij tot voor kort zelf deel van uitmaakte, was weinig goeds van zin met Jan van Hembyze: hij zou “met den zweerde onthooft worden, zyn hooft eene ure geduerende op een spille ten toon gestelt worden”, terwijl zijn “lichaem daer-en-tusschen op het zelve schavot blyven liggen” zou. Zo geschiedde, mits wat bijkomend oproer toen het hoofd “van dezelve [pinne] kwam te vallen”.

Het macaber stukje stadstheater – reality-TV avant la lettre – vond plaats in de einddagen van de calvinistische republiek Gent, een bijzonder woelige periode (ca. 1577-1584) waarin de stad werd bestuurd door opeenvolgende fracties van radicale (w.o. Hembyze) en meer gematigde calvinisten. Dit alles houdt uiteraard verband met de Nederlandse Opstand, die uiteindelijk zou resulteren in het afscheuren van de Noordelijke provinciën. In 1583-1584, echter, was de Spaanse heroveringscampagne door landvoogd Alexander van Farnese, de hertog van Parma, in de zuidelijke provinciën al in volle gang. Het was dan ook precies de hete adem van Parma die Hembyze had gedwongen tot een cruciale fout: in het geheim voerde hij onderhandelingen met de Spanjaarden over het lot van stad Gent, wat hem letterlijk zijn kop kostte.

Een opvallende afwezige in de verslaggeving rond die fatale vierde augustus, is Hembyzes jonge vrouw Anna. Nauwelijks acht maanden eerder, in december 1583, hadden ze hun trouwfeest gevierd in hun nieuwe residentie, het prestigieuze Hof van Wackene aan de Poel. Ook daarvoor was heel wat publieke belangstelling geweest, en zelfs algemene hilariteit om wat kroniekschrijvers nogal eufemistisch een “ongelijk huwelijk” hebben genoemd. Burgemeester Jan van Hembyze, weduwnaar, stond als ca. 70-jarige voor het altaar, zijn bruid zou net geen 30 zijn geweest.

Het ging uiteraard om een gearrangeerd huwelijk. De Gentse Anna van Huerne was de enige bekende dochter van Augustijn van Huerne (ca. 1519-1586), een ambtenaar met immense praktijkervaring die vooral carrière had gemaakt binnen de Raad van Vlaanderen, de vorstelijke justitieraad die in het Gravensteen zetelde. Vorstelijk, en dus per definitie katholiek en Spaansgezind… Bij de start van de calvinistische machtsovername in Gent was de Raad weggetrokken richting Douai, met uitzondering van een fractie die het nieuwe lokale bewind gunstig gezind was. Ook Augustijn verkoos te blijven, en zijn carrière nam een hoge vlucht: hij kreeg in 1580 meteen de griffiersfunctie binnen de Raad waar hij al jaren op zat te azen, nauwelijks twee jaar later schopte hij het tot raadsheer. De koppeling van zijn dochter aan Hembyze, nota bene een leeftijdsgenoot, was in zijn ogen dan ook een volgende strategische stap op de sociale ladder. Ook haar broers, voornamelijk Christoffel en Antoine, waren de calvinistische republiek en het huwelijk genegen, getuige hun handtekeningen op het voorafgaande huwelijkscontract. Of Anna daar een even nuchtere kijk op had, was hoogstwaarschijnlijk minder relevant.

De wittebroodsweken waren nauwelijks voorbij, toen Jan van Hembyze in maart 1584 werd gearresteerd. Uit bewaarde brieven blijkt dat hij wel degelijk inzat met het lot van zijn echtgenote. Hij schreef haar uit gevangenschap als “bien loyal mary”, spoorde haar en haar onmiddellijke omgeving aan om goed voor zichzelf te zorgen en zakelijke regelingen te treffen. Aanvankelijk ondernam hij verschillende pogingen om zijn contacten in te schakelen, maar het begon hem langzaam te dagen dat zijn lot was bezegeld, en dat hij zijn laatste nakomeling nooit te zien zou krijgen. De situatie was immers nog niet dramatisch genoeg: Anna was zwanger ten tijde van zijn arrestatie, en zou tijdens de executie zo’n zes à zeven maanden ver zijn geweest.

Op 13 oktober 1584 schonk Anna van Huerne het leven aan een dochtertje. Het kind werd diezelfde dag nog in de Gentse Sint-Baafsparochie gedoopt als “Anna Van Imbiesse”, dochter van “Jois van Imbiesse”. Grootvader Augustijn van Huerne nam het peterschap op zich, stiefzus Catherine van Hembyze (dochter uit het eerste huwelijk van Jan en dus ‘stiefdochter’ van Anna, overigens ook mede-ondertekenaar van hun huwelijkscontract) werd meter. Sprekend genoeg ontbrak er in de doopakte één naam, namelijk die van mama Anna van Huerne zelf…

Over het verdere lot van kleine Anna is helaas niets bekend. Misschien overleed het meisje op jonge leeftijd, zoals in die tijd wel vaker het geval was? Of stond Anna haar dochter af, werd het meisje door een lid van de schoonfamilie opgevoed, eventueel zelfs onder een andere, minder beladen naam?

Zelf glipte Anna van Huerne gelukkig door de mazen van het politieke net - misschien één van de weinige voordelen die het feit dat ze een vrouw was, haar opleverde. Niemand minder dan Alexander Farnese en, ongetwijfeld op zijn voorspraak, koning Filips II van Spanje, namen het in de nadagen van 1584 en 1588 voor haar op, nadat ze zelf herhaaldelijk haar zaak bij hen had bepleit. Omdat Hembyze in het geheim onderhandelingen had gevoerd met de Spaanse kroon “pour avoir voulu advancer la réconciliation avec le roy”, en daardoor “misérablement esté traitté”, werd zijn jonge weduwe, die ondertussen zelf ook al heel wat “ennuys et facheries” had moeten ondergaan, vrijgesteld van verdere financiële en juridische gevolgen. Ironisch genoeg hebben haar vader Augustijn en minstens één van haar broers wel een tijdje gevangen gezeten. Bovendien waren de dagen van Augustijn van Huerne als raadsheer uiteraard geteld, toen de gezagsgetrouwe fractie van de Raad van Vlaanderen begin 1585 uit Douai terugkeerde. Hij stierf in vrijheid, maar fin de carrière, op 4 december 1586.

En Anna? Die kwam uiteindelijk wél op haar pootjes terecht. Ze trouwde op 3 februari 1593 in de Gentse Sint-Michielsparochie met een zekere Maximiliaan van de Woestijne. Hij droeg de titel van (onder meer) heer van Beselare en Potterie, had bezittingen en een carrière als kapitein van de Spaanse infanterie, waardoor hij anno 1600 zou worden geridderd. In haar 40-er jaren schonk Anna hem nog twee zonen, die bijzonder succesvol zouden blijken. Maximiliaan, genoemd naar zijn vader, werd kanunnik en later deken van Sint-Baafs in Gent; Frans staat onder meer bekend als hoogbaljuw van Ieper en zette de familienaam verder. Het contrast tussen zijn doopakte (Gent, Sint-Michiels Noord, 12 maart 1594) en die van zijn tien jaar oudere halfzusje is overigens groot: moeder Anna staat dit keer prominent vermeld, en zelfs als “joncvr. Anna van Huerne”. Voor het eerst komt ook Anna’s moeder Wilhelma de la Beeke expliciet op de voorgrond, in haar rol van meter. Het peterschap ging naar oom Frans van de Woestijne, een broer van vader Maximiliaan, gezien (groot)vader Hector ondertussen was overleden.

Kortom: het jonge bruidje dat in 1583 vlot over de tongen ging, slaagde er uiteindelijk in zich los te maken van haar familie, haar vroegere schoonfamilie en vooral van de smet die haar (hoogstwaarschijnlijk gedwongen) eerste huwelijk haar had opgeleverd. Hoewel ze doorgaans nauwelijks een voetnoot in de marge van de Grote Geschiedenis krijgt, maakte ze alles van op de eerste rij mee. Meer nog, de politieke en sociale intriges van die tijd hebben haar levensloop bepaald. De weinige bronnen die ons van haar resten, schetsen slechts een schim van wat een bijzonder veerkrachtige vrouw moet zijn geweest.

www.belspo.be www.belgium.be e-Procurement